Ondanks de coronacrisis schieten de huizenprijzen nog steeds door het dak. Bestaande woningen waren in november gemiddeld 8,9% duurder dan een jaar eerder. Dat blijkt uit cijfers van het CBS en het Kadaster. Op maandbasis zijn de prijzen wel wat licht gedaald.

De gemiddelde huizenprijs kwam in november uit op 344.217 euro, tegen 312.866 euro vorig jaar. Ten opzichte van oktober is wel sprake van een lichte daling, want toen verwisselde een woning nog voor gemiddeld 350.244 euro van eigenaar.

De huizenprijzen zitten inmiddels ruim zeven jaar in de lift. Sinds het dieptepunt in juni 2013 zijn ze met bijna 55% opgelopen. Dat een dip uitblijft is opmerkelijk, gezien de coronacrisis. Waarschijnlijk speelt een combinatie van een aanhoudend lage rente, aanhoudende krapte op de woningmarkt en coronasteun voor bedrijven een rol.

Ook meer woningen verkocht

Ook het aantal woningverkopen zat vorige maand in de lift. Het Kadaster registreerde in november 18.449 woningtransacties. Dat is bijna 1% meer dan een jaar eerder. In de eerste elf maanden van dit jaar zijn 209.303 woningen gewisseld van eigenaar, bijna 7% meer dan in dezelfde periode van 2019.

Woningbeleggers grijpen hun kans

Mogelijk is deze stijging deels het gevolg van de verhoging van de overdrachtsbelasting voor woningbeleggers. Wie in 2021 een huis koopt dat niet zijn of haar hoofdverblijf wordt (bijvoorbeeld omdat voor de verhuur, als woning voor een studerend kind of als vakantiehuis) moet 8% overdrachtsbelasting betalen. Nu is dat nog 2%. Voor een huis van 300.000 euro betekent dat een lastenverzwaring van maar liefst 18.000 euro.

De kans is groot dat woningbeleggers snel toeslaan om nog te kunnen profiteren van het lagere belastingtarief en dat veel geplande woningverkopen zijn vervroegd.