Marcel Tak is dé special product-specialist van IEX en IEXProfs, maar schrijft ook graag over rente, obligatiemarkt en toezicht als hij zich daartoe geroepen voelt. "De financiële sector is in belangrijke mate bezig met het verplaatsen van lucht. De werkelijke toegevoegd waarde is beperkt. In mijn columns wil ik relativeren, tegenwicht bieden en zo mogelijk de andere kant van de medaille laten zien."

Vermogensheffing: de vierde variant

Wiebes heeft drie alternatieven om belasting over vermogen te gaan heffen. De meest logische variant staat er echter niet bij.

Nagenoeg iedereen is het erover eens dat de huidige vermogensrendementsheffing onrechtvaardig is. De naam van deze belasting geeft aan dat er sprake zou zijn van belastingheffing over het rendement op vermogen. Niets is minder waar.

De 30% belasting over een veronderstelde 4% opbrengst op vermogen staat voor spaarders, en alle andere risicomijdende beleggers, mijlenver van de werkelijkheid. Om de vele protesten tegemoet te komen wordt in 2017 een nieuw systeem ingevoerd.

Het resultaat: u gaat nog meer belasting betalen.

Wens tot nivellering

Nou ja toegegeven, dat geldt alleen voor vermogens boven de 100.000 euro. Vanaf dat bedrag tot en met 1 miljoen euro gaat het forfaitaire rendement omhoog van 4% naar 4,7%. Voor vermogens boven 1 miljoen wordt vanaf 2017 zelfs uitgegaan van een rendement van 5,5%.

De officiële gedachte achter deze hogere percentages is een verondersteld hoger rendement op risicodragende beleggingen, zoals aandelen, in combinatie met de gedachte dat grote vermogens meer risicodragend worden belegd. De werkelijke gedachte is echter de wens tot nivellering.

Dat is zeker het effect van dit nieuwe systeem omdat vermogen tot 100.000 euro, naast de vrijstelling van 25.000 euro, geacht wordt een rendement van 2,7% te behalen. Dat is lager dan dat van de grotere vermogens, maar voor het risicomijdende deel nog altijd niet realistisch ten opzichte van spaarrente die bij de grote banken nu 0,3% bedraagt.

Een gevoel

Staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën moet op zoek naar een verfijndere methode, want er blijft kritiek dat het nieuwe systeem niet in de buurt komt van wat veel beleggers aan rendement behalen. In een brief aan de Tweede Kamer omschrijft de staatssecretaris het als volgt:

Sinds 2001 zijn de obligatierente en de spaarrente sterk gedaald. Daardoor kregen veel spaarders het gevoel belasting te betalen over een opbrengst die er nooit was geweest.

Spaarders kregen het gevoel, zo wordt gesteld. Tja, als de spaarrente 0,3% is en er wordt 1,2% belasting (30% over 4%) geheven, afgezien van de vrijstelling, gaat het hier om een feit dat belasting betaald wordt over een opbrengst die er nooit was.

Drie alternatieven

Wiebes wil dat niet zo opschrijven, mogelijk vanwege gerechtelijke consequenties. Er worden nogal wat pogingen gedaan de huidige methode van belastingheffing door de rechter nietig te laten verklaren.

Wiebes heeft nu drie alternatieven voor het nog niet eens ingevoerde nieuwe systeem voorgeschoteld. De Tweede Kamer mag zelf kiezen. De drie alternatieven zijn:

  1. Vermogensaanwasbelasting: jaarlijks wordt belasting geheven over inkomsten en waardegroei van aandelen en obligaties. Voor andere vermogensbestanddelen, zoals onroerend goed, geldt een forfaitair rendement.

  2. Vermogenswinstbelasting: jaarlijks wordt belasting geheven over inkomsten van vermogen, terwijl waardegroei pas wordt belast bij verkoop. Ook nu weer geldt voor onroerend goed en andere bestanddelen een forfaitair rendement.

  3. Forfaitaire belasting: jaarlijks wordt van elke belastingplichtige de vermogenssamenstelling bepaald. Aan het eind van het jaar wordt voor elke beleggingscategorie het gemiddelde rendement vastgesteld en daar wordt belasting over geheven.

Volgens het u-vraagt-wij-draaien-principe laat Wiebes de Tweede Kamer kiezen voor één van de varianten. De gekozen variant wordt vervolgens uitgewerkt.

De nadelen

Op zich prima dat de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft, maar het probleem is dat het meest logische en het meest eenvoudige systeem niet bij de drie varianten zit.

Alvorens de in mijn optiek beste en meest faire methode aan te geven, geef ik eerst enkele in het oog springende nadelen van de drie varianten van Wiebes.

  • De eerste methode sluit dicht aan bij de genoten opbrengsten, behalve voor het forfaitaire rendement dat gaat gelden voor onroerend goed. Probleem is de grote schommelingen in het werkelijke rendement, vooral voor risicodragende beleggingen. Hoe gaat de fiscus om met een koerswinst van 10% in drie opeenvolgende jaren en een verlies van meer dan 30% die de eerder genoten winsten geheel teniet doen?

  • De tweede variant heeft als groot nadeel dat verkoop van winstgevende beleggingen wordt uitgesteld zodat in zijn totaliteit een enorme belastingclaim kan ontstaan.

  • De derde variant, de jaarlijkse bepaling van het rendement over verschillende vermogenscategorieën, geeft beleggers de mogelijkheid rond de peildatum van de bepaling van de door de fiscus vast te stellen asset allocatie, ze in gunstige zin te veranderen in het voordeel van laag renderende beleggingen. Bijvoorbeeld door rond 1 januari een groot deel van het vermogen om te zetten naar spaargeld, en enige tijd later dat weer terug te draaien.

De vierde variant

Naast deze specifieke nadelen, is in alle gevallen de uitvoering complex en dus kostbaar en zullen er toch allerlei ontwijkingsmogelijkheden zijn. Waarom wordt niet gekozen voor een zeer eenvoudige en rechtvaardige methode om belasting over vermogen te heffen?

Die methode kan er als volgt uitzien. Jaarlijks wordt vermogensbelasting geheven op basis van de hoogte van de gemiddelde spaarrente. Die rente is zeer eenvoudig vast te stellen, en ontwijking is niet mogelijk. Het is zeer rechtvaardig, want iedereen kan kiezen voor die risicomijdende spaarrente.

Beleggers die kiezen een (groot deel van) hun vermogen risicodragend te beleggen, kunnen natuurlijk een veel hoger rendement behalen, maar ook enorm verliezen.

Dat is dan geheel voor hun eigen risico. De overheid moet niet willen profiteren, maar ook niet meebetalen aan behaalde winsten of verliezen.

Eenvoudig uit voeren

Zo eenvoudig kan het systeem zijn. Wat mij betreft zou een dergelijke systeem uitstekend zijn, maar er is ongetwijfeld een politieke stroming die grotere vermogens zwaarder belast wil hebben. Ik ben daar geen voorstander van, maar als de politiek dat toch wil is dat zeer eenvoudig te realiseren.

Over een eerste schijf kan bijvoorbeeld 25% worden geheven over de vastgestelde spaarrente en over een volgende schijf een hoger percentage, bijvoorbeeld 40%. Dat is ook allemaal heel eenvoudig uit te voeren.

Staatssecretaris, geef het parlement deze variant als vierde keuze. Het scheelt een toekomstig hoofdpijndossier. Voor zowel belastingdienst als belastingplichtigen.

Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen.